De road to Paris: Alles is mogelijk met Domien Michiels

Reportage
16 mei 2023
Door Horseman Kristof

Olympiër Domien Michiels bereidt zich voor op het EK, waar team Belgium een Olympisch ticket wil winnen. Hij praat over zijn ervaring in Tokio en de impact op dressuur in Vlaanderen: Tokio heeft veel ogen geopend van dressuurruiters, die dankzij onze Olympische Spelen de stap hebben durven zetten naar Grand Prix.

Er zijn nog zekerheden in het leven. Neem nu Domien Michiels en zijn onafscheidelijke vriend Intermezzo van het Meerdaalhof. Stuur ze naar een wedstrijd en ze komen terug met 70%. Ongeacht of het een BK, WK of de Olympische Spelen zijn. Domien en Intermezzo zijn elkaars spiegelbeeld dat werd geconcipieerd door een onvoorwaardelijke band, waardoor ze werken als communicerende vaten. Het resultaat? Zelfs in Tokio rijdt het duo stoïcijns naar de magische 70%. Domien is de stabiele factor van het Belgisch team. Wij volgen hem richting Parijs. Dan slikt Domien even: ‘ik voel de hete adem van veel concurrenten en dat is goed. Het zet me scherp. Vandaag hebben we niks, alles is mogelijk.’ De road to Paris dus….

Ben je aan het aftellen?

Nog plusminus 450 dagen (glimlacht). Je hoort en leest dat het steeds dichterbij komt. In die zin word ik er tegen wil en dank mee geconfronteerd. Intermezzo van het Meerdaalhof zal volgend jaar 16 zijn. Enkele jaren geleden dacht ik al dat Parijs de laatste kans was.

Jullie hebben al mogen proeven in Tokio?

Dat was een cadeautje, een godsgeschenk. En geproefd? Ja, maar het was door de strenge covid maatregelen niet de setting die je verwacht voor Olympische Spelen. Ik wil de Spelen wel eens beleven in al zijn glorie (knipoogt).

Hoe is de selectie van Tokio binnengekomen?

Plots en totaal onverwacht. Het is niet dat ik daar naartoe geleefd heb. Het viel uit de lucht en ter plaatse word je geleefd. Het ging allemaal zo snel. Mijn planning was om de Spelen op tv te volgen (glimlacht). En ineens kom je in een rollercoaster terecht.

Op de Olympische Spelen rijd je dezelfde proef, op dezelfde piste, voor dezelfde jury?

En toch is het helemaal anders. Je beseft niet wat je overkomt. Het is alsof je op een andere planeet gedropt wordt, ver weg van je eigen reële wereld. Het Olympisch dorp is een wereld op zich met atleten die allemaal nederig en respectvol zijn. Novak Djokovic staat doodgewoon naast jou aan te schuiven aan het buffet. Je gaat naar de fysio en traint naast Nina Derwael en Nafi Thiam. De eerste keer weet je niet waar eerst kijken. Je moet het beleefd hebben om het te kunnen omschrijven. Het Olympisch gevoel wordt nog versterkt door je uniform. Van je pet tot je kousen zien we er allemaal gelijk uit en dat geeft een boost. Die eenheid versterkt je krachten.

Het enige nadeel in Tokio was dat we door de strenge coronaregels geen andere sporten mochten bijwonen. Dat heb ik wel gemist en dat wil ik in Parijs wel meemaken (knipoogt). Na onze wedstrijd zijn we ook meteen terug naar België gevlogen. We hebben in Tokio mogen proeven van de Olympiade, maar zijn niet verder gekomen dan het aperitiefhapje. En dat smaakte naar meer. Ik was op de Spelen in Londen, als toeschouwer, en dat gaf me al kippenvel. Londen was een trigger, al dacht ik toen nooit dat Olympische Spelen voor mij waren weggelegd.

En toch deed je het. Je bent de meest stabiele combinatie van het team. Terwijl veel collega’s op grote confrontaties lager scoren, blijf jij schijnbaar stoïcijns je proef van 70% rijden. Hoe mentaal anders is het om een Olympische Grand Prix te rijden?

Zoals je aangeeft blijf ik vrij stabiel presteren, ongeacht de omstandigheden. Het mentale aspect is een belangrijk aandachtspunt voor ons team en daar worden we dankzij Paardensport Vlaanderen intensief in begeleid. Onze mentale weerbaarheid werd in het verleden een beetje verwaarloosd, Paardensport Vlaanderen heeft daar goed op gereageerd. Ik spreek regelmatig met sportpsycholoog Jef Brouwers om nog meer focus te krijgen. Geloof me, een Olympisch stadion binnenrijden geeft een heel apart gevoel. En sorry, ook dat gevoel kan ik niet verwoorden. Maar het doet iets met een mens. Ik kan al mijn proeven memoriseren, ik weet van elke Grand Prix precies waar ik welke oefening goed of onvoldoende gereden heb. Alleen, van mijn Olympische proef herinner ik me niets meer. Alsof ik dat niet besef. Nog steeds niet.

Wat ik wel weet is dat ik beter word als de concurrentie sterker is. Als ik voel dat ik niet de beste ben, word ik een betere versie van mezelf. Het omgekeerde is ook waar, dan word ik nonchalanter (glimlacht). Die insteek impliceert dat ik kan standhouden op kampioenschappen. Ik ben in niets extreem en ben evenmin snel onder de indruk of van mijn sokken geblazen door de omstandigheden. Dat laat me toe om mijn focus te behouden. Dat is wie ik ben en daar ben ik dankbaar voor. Let op, in Tokio had ik ook stress hoor, al kan ik daar blijkbaar goed mee omgaan en zal dat geen invloed hebben op mijn proef. En dat geldt ook voor Intermezzo. We hebben dezelfde persoonlijkheid en ingesteldheid. Intermezzo is een mentale weerspiegeling van mezelf. Een onmiskenbaar voordeel, we helpen en ondersteunen elkaar. In Doha zei een jurylid dat hij zag dat wij beste vrienden zijn en dat pakte me wel. Het is ook zo, wij hebben elkaar overtroffen. Niemand dacht dat wij ooit Grand Prix zouden rijden. Het is gelukt dankzij onze connectie en onvoorwaardelijke vertrouwensband. Die harmonie is nodig en noodzakelijk om tot betere prestaties te komen. En ik ben blij dat de jury dat steeds meer waardeert en niet enkel aandacht heeft voor het showgehalte.

Wat heeft Tokio betekend voor de Belgische dressuur?

Tokio heeft veel ogen geopend van dressuurruiters, die dankzij onze Olympische Spelen de stap hebben durven zetten naar Grand Prix. Ik heb niet het beste paard en toch kan het, toch hebben wij Olympische Spelen gereden. Dat heeft veel ruiters doen inzien dat het de moeite loont om de stap naar Grand Prix te zetten. Als ik daar op terugblik, heb ik hetzelfde meegemaakt. Bij mij was het Jeroen Devroe die me overhaalde om die stap te zetten. Dat we nu in België een twintigtal Grand Prix ruiters hebben, is een positieve evolutie. Want hoe groter de groep, hoe sterker de concurrentie en dat tilt het niveau naar omhoog. De concurrentie triggert me ook om nog beter te worden. Ik voel de hete adem in mijn nek, maar dat houdt me scherp.

Wat is de volgende stap?

Uit mijn ervaring is het vervolgens belangrijk dat nieuwe combinaties kansen krijgen om vier- en vijfsterren wedstrijden te rijden tussen topruiters. De proef is dezelfde, de setting is helemaal anders en daar moet je mee leren omgaan. Een nationale Grand Prix rijden is heel comfortabel, maar je moet ook uit je comfortzone komen. Finaal rijd je tijdens kampioenschappen tegen de wereldtoppers en dat is aanvankelijk stresserend. Ik herinner me ’s Hertogenbosch, ik reed na Charlotte Fry en voor Dinja van Lierde. Ik reed eventjes tussen de nummers 1 en 2 van de wereld. Dan slik je wel even. Er is veel applaus en je weet dat het niet voor jou is. Dat is confronterend, al mag dat je niet weerhouden om het beste van jezelf te geven en een goede proef te rijden. Dat leer je door ervaring.

Het is gek hoe één paard je leven een andere wending kan geven. Tot voor enkele jaren waren Olympische Spelen zelfs geen droom?

Mijn leven met paarden bestond uit het opleiden en trainen van jonge paarden om vervolgens te verkopen. Het unieke aan onze sport is dat je lang kan meedraaien. Het langst van alle sporten zelfs. En dan moet je het geluk hebben dat in je carrière het juiste paard op het juiste moment bij de juiste ruiter terechtkomt.

Stel dat Intermezzo 10 jaar vroeger in mijn leven was gekomen. Dan had ik niet de kennis en ervaring die ik nu heb en had ik Intermezzo opgeleid en verkocht, wat initieel het plan was. Een andere bepalende factor is dat je bedrijf rendabel moet blijven en daarvoor moet je een fundering leggen. Vroeger zou ik sowieso verkopen, een beginnend bedrijf heeft inkomsten nodig. Vandaag zijn mijn leven en bedrijf stabieler. Ik heb een cliënteel opgebouwd met klanten en leerlingen. Ik kan met andere woorden mijn bedrijfsresultaat inschatten. Niet onbelangrijk;, je kan dan misschien wel Olympische ambities hebben, maar in de eerste plaats moet je zaak levend blijven. Als je elke dag moet struggelen om te overleven, is er weinig ruimte voor topsport.

Terwijl topsport op zijn beurt andere deuren opent?

Dat is inderdaad dubbel. De status van Olympische ruiter heeft me geen windeieren gelegd. Buitenlandse klanten vinden sinds Tokio sneller de weg naar mijn stal. De verkoop gaat vlotter, je krijgt meer leerlingen. Je wordt meer gevraagd voor clinics, noem maar op. In Tokio heb ik niets verdiend, nadien ben ik er tot mijn verbazing financieel beter van geworden. Als ik nu paarden of veulens uit mijn fokkerij te koop zet, is er duidelijk meer interesse. 

Dat vraagt dus om bevestiging in Parijs. Maar eerst is er het EK, waar het dressuurteam het ticket voor Parijs moet afdwingen?

Onze road to Paris gaat via Riesenbeck, waar begin september het EK georganiseerd wordt. Dat staat met stip genoteerd. Daarom had ik geen ambitie voor de wereldbeker. Intermezzo is 15 en dat zou te vermoeiend en te belastend geweest zijn. Hij moet mentaal en fysiek fris kunnen blijven tot (hopelijk) aan het EK.  Begin mei is er de landenwedstrijd in Compiègne, een belangrijke testwedstrijd voor het EK. Dat is mijn doel dit jaar, meer nog, daar wil ik met het team een ticket bemachtigen voor Parijs. Vorig jaar werden we derde in Compiègne, een unieke gebeurtenis. Ik denk niet dat Team Belgium al vaak op het podium gestaan heeft van een landenprijs. Aan zo’n resultaat trek je je op. Het toont aan dat we ons mannetje kunnen staan. Nu kom ik terug op het mentale aspect: op het EK volstaat het niet om goed te zijn, we moeten er ook rijden voor een Olympisch ticket. Er komt dus nog meer prestatiedruk bij kijken.

Hoe gaan jij en Intermezzo fris en fruitig blijven?

We reden eind april een CDI 5* in Fontainebleau, begin mei CDIO Compiègne en eind mei het BK. Dan weten we waar we staan. 

Met één been in het team?

Intermezzo heeft zich de voorbije jaren al bewezen en ze weten wat ze aan ons hebben. Intermezzo kent zijn job. Dat neemt niet weg dat het beter kan. Thuis rijd ik een proef van 71/72%. In april kreeg ik in Aken 69,30%, in Doha bleven we ook net onder de 70%. Er zijn nog kleine foutjes, details die een verschil van één of twee procent maken. En dat zit er in.

Hoe krijg je dat er uit?

Ik train bij Carmen De Bondt en mijn partner is ook Grand Prix ruiter. Zo hebben we zes ogen die kritisch oordelen. Ik ken Intermezzo zijn plus- en minpunten en het is een vaststelling dat zijn pluspunten niet gehonoreerd worden met de hoogste scores. Die worden bijvoorbeeld verdiend en toegekend voor de piaffe en passage. Deal with it Domien. Waar ik me nu op focus, is op de verbetering van zijn pluspunten, zoals zijn galop. Daar kunnen we nog een half tot één procent verbeteren. Het is beter om in zijn pluspunten te investeren om zo de minpunten te compenseren. In Aken en Doha werd dat al erkend door de jury. We hebben daar in de winter op getraind en afgaand op de eerste resultaten hebben we een wezenlijke stap, of concreet een galoppas, vooruit gezet.

Jij durft je smijten in de Grand Prix?

Ondertussen wel; omdat ik Intermezzo zo goed ken, weet ik hoe ver ik kan gaan met hem. Als je ingehouden rijdt, krijg je geen 76% van de jury zoals voor mijn Kür in Doha. Ik rijd tot het niveau dat Intermezzo mentaal en fysiek kan verwerken en dat zijn altijd berekende risico’s. Iedereen heeft een ander verhaal met zijn paard en iedereen moet zijn eigen weg uitstippelen.

Op het EK moeten jullie top 3 rijden van de nog niet geselecteerde landen. Hoe realistisch is dat?

Voor de top 3 komen nog een 6- tal landen in aanmerking. Behalve België zijn dat Spanje, Oostenrijk, Portugal, Finland en Zwitserland. Het is mogelijk, maar het wordt moeilijk in die zin dat het geen walk in de park zal worden. We gaan 2 combinaties nodig hebben die rond de 72% rijden. We hebben combinaties die dat in hun mars hebben, alleen moet er op het EK gepresteerd worden onder druk. Maar ik heb er vertrouwen in dat het gaat lukken. Omdat we dit jaar als team sterker zijn dan vorig jaar. We zijn stabieler geworden.

Waar was jij in je jeugdjaren?

Mijn stal was oorspronkelijk van mijn vader. Ik ben opgegroeid tussen de paarden. Mijn ouders reden dressuur en jumping op regionaal niveau. Ik studeerde elektromechanica en ben nadien gaan werken. Het klassieke verloop. Na vijf jaar heb ik loopbaanonderbreking gevraagd om me volledig op de paarden te storten. Het kan soms raar lopen; ik had geen talent, mijn zus wel. Nu rijdt zij recreatief en ik beroepshalve. Ik was graag met paarden bezig. Op m’n 19e ben ik beginnen werken, in ploegen, als technieker in een sigarenfabriek. Maar de paarden bleven mijn passie. Ik wou leven van mijn hobby, aan Grand Prix dacht ik niet. Dat was een vage droom. Ik reed paarden van klanten, gaf veel les en liet me in met handel. En beetje bij beetje kon ik daar een inkomen uit verwerven. Die overstap is langzaam gegroeid; werken in shiften, dan deeltijds werken, loopbaanonderbreking en dan de stap gezet.

Nooit gedroomd van Olympische Spelen?

Neen, dat was in mijn beleving onbereikbaar. Dat lag zover weg dat ik er niet van droomde. Ik had noch de paarden, noch het geld. Mijn concept was paarden vanaf drie jaar opleiden en verkopen. En dat lukte.

Waarom dressuur?

Ik kan niet springen (lacht). Ik heb een helse schrik van de afstanden. Ik heb gesprongen, maar zag geen afstanden. En als ik val, breek ik iets. Ik kan slecht vallen. En ik heb niet de juiste opleiding gekregen in het springen. Het heeft me nooit echt gelegen. Dressuur daarentegen…ik won ook veel als kleine jongen en dat motiveert.

Wat vonden je ouders van je beroepskeuze?

Mijn ouders zijn gescheiden; mijn vader stond er direct achter. Hij vond dat ik het een kans moest geven. En we zijn vandaag zeven jaar verder. Nu heb ik zo’n 20 paarden onder mijn vleugels, letterlijk. Zij wonen onder mij.

Wat is je link met het Meerdaalhof?

Daar heb ik mijn jeugd doorgebracht. Ik heb er leren rijden. Het Meerdaalhof is de enige manege waar ik ooit gereden heb en ik heb er altijd een goede band mee gehad. Op een gegeven moment belden ze me om Intermezzo te proberen. Hij was toen vijf en stond op dat moment in Wallonië. Zoals ik zei, hadden we direct een klik en ging ik hem vervolgens driemaal per week rijden in het Meerdaalhof. Het ging zo goed, dat hij na verloop van tijd naar mij verhuisde. De afspraak was altijd dat hij naar mij kwam om te verkopen en dat respecteerde ik. Toen we onze eerste wedstrijdjes wonnen, had ik er wel al spijt van dat hij ooit zou verkocht worden. Na zijn eerste overwinningen, zijn er enkele mensen komen kijken en proberen. Als achtjarige werd hij met 71,7% derde in de lichte tour Kür in Mechelen en viel hij nog meer op. Ik zou het zonde gevonden hebben om hem te verkopen en we zijn toen terug rond de tafel gaan zitten, waarna werd afgesproken dat ik er mee verder mocht in de sport.

Een sportieve zegen en een economisch dilemma?

Eigenlijk wel. Als Intermezzo verkocht wordt, verdienen we er goed aan. Mijn lesgevers Jeroen en Carmen overtuigden me dat hij Grand Prix waardig was. Als jong paard was Intermezzo niet het grote talent, maar hij toonde veel werklust en inzet. Intermezzo heeft de juiste instelling en de werkkracht.

Jij had voordien nog nooit Grand Prix gereden?

Neen, het was voor ons allebei de eerste keer. Daarom was het zo’n mooi sportief doel. Al was het een onbewust proces. Omdat ik vooraf niet kon inschatten of Intermezzo effectief Grand Prix waardig was. Het werd een zoektocht. Jeroen Devroe had gelijk: probeer het, geef het een kans. De weg naar Grand Prix zou van mij een betere ruiter maken. 

En nu wordt Intermezzo elke proef een beetje meer waard?

Er is tot nu altijd progressie en er is nog marge. Toen ik Intermezzo kreeg als vijfjarige, had ik nooit gedacht dat hij mijn sportieve droom zou waarmaken. Ik was al blij met onze succesjes in de lichte tour. Tot Jeroen zei dat ik nog jaren op dat niveau zou kunnen rijden, maar dan nooit zou weten of we Grand Prix zouden aankunnen. En Intermezzo volgde telkens; alles wat ik probeerde, probeerde hij ook. En zo leerden we samen bij. Tot in Tokio en wie weet tot in Parijs?
 

Technisch Directeur Topsport Evi Vereecke: ‘Het gaat niet om hard trainen, het gaat om juist trainen’

Evi Vereecke is Technisch Directeur Topsport bij Paardensport Vlaanderen en in die hoedanigheid begeleidt zij onze ruiters en amazones om het beste uit zichzelf en de paarden te halen. Die ondersteuning van Paardensport Vlaanderen blijft vaak onder de radar. Er is veel dat aan de resultaten voorafgaat. Het eventingteam won in maart haar eerste landenprijs, in de winter werd er intensief getraind met nationaal dressuurcoach Brecht D’Hoore en met François Mathy jr, die het onderdeel jumping voor zijn rekening neemt. Ook de fysieke conditie en paraatheid van de paarden wordt onder een wetenschappelijke loep gehouden door Carolien Munsters. De kosten van de trainers en trainingsschema’s worden gedragen door Paardensport Vlaanderen. En dat allemaal in voorbereiding van de Olympische kwalificatie.

Het dressuurteam volgt een traject à la carte, waarbij ook ingezet wordt op mental coaching. ‘We stellen vast dat er veel potentieel is bij onze Grand Prix ruiters’, merkt Evi Vereecke op: ‘het moet er wel uitkomen op het moment van de waarheid en dat is dit jaar het EK. Enkel daar kan het dressuurteam een Olympische kwalificatie afdwingen. Geen onmogelijke opdracht, als de teamleden op het EK hun beste jaarprestatie neerzetten. Daar investeren we in en een belangrijk aspect is de mentale voorbereiding. Daarom organiseerden we in april een namiddag met topsportpsycholoog Jef Brouwers en bieden we de mogelijkheid aan de ruiters om hun mentale weerbaarheid te versterken via een individueel traject. Dat gaat vaak over kleine aanpassingen in de benadering van je training en wedstrijd, waarbij bijvoorbeeld goede onderdelen nog beter gemaakt worden. Vergelijk het met een rechtsvoetige voetballer. Ga je bij hem hoofdzakelijk focussen op de verbetering van zijn linkse voet, of ga je voornamelijk de rechtse traptechniek en controle nog verbeteren? Je opteert beter voor het tweede. Het is een banaal voorbeeld van hoe je sport en training benadert, waarbij een goede afweging tussen welke verbeterpunten aan te pakken en in welke frequentie cruciaal is. En zo heeft iedereen aandachtspunten die mits de juiste aanpak tot een beter resultaat leiden. Het gaat niet om hard trainen, het gaat om juist trainen. Dat impliceert ook doelen stellen en dat betekent keuzes maken, want je kan niet alles in één keer aanpakken. It’s all in the mind, en het is belangrijk dat onze ruiters en amazones met de juiste mindset trainen en aan een wedstrijd starten. Dat geldt trouwens ook voor de coaches; elk individu is uniek en heeft zijn individuele aanpak. Met andere woorden, sportpsychologie is een domein waar we nog veel winst kunnen boeken.

Bron: 
Paardensport Vlaanderen - Kris Van Loo