Horseman op bezoek bij Stal De Muze: "Kijken, kijken en nog eens kijken" (Deel 3)

Reportage
26 apr 2017
Door Horseman Arnout

De voorbije twee weken kon u bij Horseman al lezen over de geschiedenis van hengstenhouderij De Muze en het gebruik van moderne fokkerijtechnieken. Deze week vertelt Joris De Brabander over de moeilijkheden voor jonge hengsten om door te breken en zijn eigen fokkerij.

Geen kansen

“Zoals ik al eerder zei, kan je beter een beperkte fokkerij aanhouden en daar echt al het mogelijke in investeren dan echt te gaan voor kwantiteit”, oreert Joris De Brabander, “dat is een strategie die we ook in ons selectiebeleid voor jonge hengsten aanhouden. Op lange termijn is dat denk ik ook de enige weg naar succes. Al hebben jonge hengsten hebben het absoluut niet gemakkelijk. Ik kan uit onze eigen fokkerij een tweetal voorbeelden opnoemen die als jonge dekhengst eigenlijk geen kansen hebben gekregen, maar die zelf wel tot het absolute topniveau zijn doorgegroeid. Dan heb ik het over de halfbroers London (ex-Carembar De Muze, v. Nabab de Rêve) en Golden Hawk (ex-Figo De Muze, v. Vigo d’Arsouilles). Zij hebben Ta Belle van Sombeke (v. Chin Chin) als moeder. Ik denk dan bijvoorbeeld ook aan Hos d’O (v. Dollar dela Pierre). Allemaal hengsten die hier niet veel gedekt hebben en als die hengsten niet veel dekken, dan worden er geen veulens van geboren, dan zie je ook geen nakomelingen verschijnen en kunnen ze geen naam maken voor zichzelf. Je ziet dan hier en daar wel eens een afstammeling verschijnen, maar dat is vaak onvoldoende om de interesse van de fokkers te wekken.”

Al zijn er ook een aantal uitzonderingen die de regel bevestigen. “Voor een aantal hengsten was het kantje boord. Malito De Rêve (v. Cumano) en Bamako De Muze (v. Darco) hebben hier als jong vaderdier ook niet veel merries bediend, maar hun nafok bleek wel extreem goed te zijn, waardoor ze er in geslaagd zijn om alsnog hun eigen naam te maken. Naar mijn mening zou een jonge hengst in zijn eerste drie jaargangen toch een honderd à tweehonderd veulens moeten kunnen nalaten om een deftig beeld te kunnen vormen over zijn capaciteiten als vererver.”

Bewezen verervers vs jonge hengsten

Dat sluit natuurlijk aan bij de discussie die al een tijdje woedt in de fokkerijmiddens, namelijk de vraag of er niet te veel met bewezen, vaak oudere springhengsten wordt gefokt, in plaats van met jonge, veelbelovende hengsten. Joris De Brabander verduidelijkt: “Het is een beetje modegevoelig. De laatste vijf jaar is het heel extreem geweest, maar ik merk eigenlijk de laatste tijd dat de fokkers opnieuw op zoek gaan naar iets nieuws, naar nieuw bloed en dus terug wat afwijken van het platgetreden pad van de bewezen hengsten. Fokkers zeggen vaak dat ze op zoek naar iets beters, maar dat ‘beters’ is eigenlijk meestal gewoon iets ‘anders’. Dat is natuurlijk in alle sectoren een beetje. Denk dan maar aan het gebruiken van dressuurbloed of een volbloed in je fokkerij, maar eigenlijk komt dat de facto neer op het zoeken naar iets anders.”

Daarbij aansluitend, zijn er ook steeds meer eventinghengsten te vinden bij hengstenhouderij De Muze: “De tijd dat je met een slecht paard alsnog eventing kon rijden, ligt al lang achter ons. Je hebt ook daarvoor goede paarden nodig. Ik ben in die fokkerij een beetje ingerold dankzij een goede merriestam die ik per toeval had en ook dankzij de moeite die ik heb gestoken in de volbloedhengst Gemini xx, de kloon van Gem Twist. Die geeft fijne bloedpaarden die denk ik wel eens geschikt zouden kunnen zijn voor eventing. Ik denk trouwens dat je wel echt een eventingpaard kan fokken, al zijn er dan meerdere aspecten die goed moeten zijn, voor je een echte topper hebt.”

Hengstencompetitie

Terug naar de springpaardenfokkerij dan, en meer bepaald de hengstencompetitie, een zegen voor de hengstenhouder? “Ik denk dat de hengstencompetitie vooral een zegen is voor de fokker. Zij kunnen immers een jonge hengst vier of vijf keer aan het werk zien op korte tijd in de winter, wat hen in staat stelt om te vergelijken en de beste er al uit te filteren. Voor de hengstenhouders aan de andere kant, is dat een dooddoener. Als je geen goede hengsten hebt, val je sowieso door de mand. Vroeger kon je je nog eens wegsteken, maar dat lukt nu niet meer. De fokkers zijn ook heel slim geworden. Die komen samen, overleggen met elkaar en komen zo tot de beste keuze. Dat is toch een hele verandering ten opzichte van vroeger.”

Kijken, kijken, kijken

Uiteraard is Joris De Brabander niet alleen hengstenhouder, maar ook zelf fokker: “Wij fokken hier jaarlijks een twintigtal veulens. Die fokken we dan op en de beste proberen we eruit te halen. Dat is absoluut niet eenvoudig, want je moet die paarden ook op die leeftijd een beetje opleiden en je hebt natuurlijk ook altijd laatrijpe paarden. Wat wij doen is kijken, kijken en nog eens kijken. Dat wil zeggen dat we de paarden niet een of twee keer laten springen, maar heel regelmatig. Telkens is het dan ook een objectieve bril opzetten en zoeken naar de kwaliteiten van dat paard en die proberen in de verf te zetten. Dat is de enige weg naar succes.”

Bron: 
Horseman.be - Overname niet toegestaan zonder schriftelijke toestemming.